Interview hoogleraar Thijs Tromp

Informatief

Sinds het najaar 2020 bekleedt Thijs Tromp de bijzondere leerstoel Diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) van Amsterdam. In dit bericht wordt naast een kennismaking met Thijs Tromp en zijn nieuwe functie, de actuele ontwikkelingen in het diaconaat geschetst. Wie bij wil blijven in het diaconaat is het lezen van dit interview een must.

Diaconaal consulent Wim van Ree heeft in zijn rol als bestuurslid van de Federatie van Diaconieën Thijs Tromp geïnterviewd op een grijs bewolkte woensdagmiddag in mei. Thijs vanuit Kampen, Wim vanuit Zwolle. Tussen Kampen en Zwolle bestaat er een goedmoedige rivaliteit. Van rivaliteit was in het gesprek geen sprake, van goedmoedigheid wel.

Wie is Thijs Tromp?

Zijn studie heeft Thijs gedaan aan wat nu heet de Theologische Universiteit Kampen. Hij is n dat opzicht een ‘product’ van de Vrijgemaakt Gereformeerde zuil. Na zijn studie is hij les gaan geven aan een HBO opleiding SW en HBO-V. De verbinding zorg en spirualiteit had daarbij zijn bijzondere aandacht. Daarna heeft hij de sprong gemaakt naar de koepel van christelijke zorginstellingen die heden ten dage Reliëf heet. De ervaring en kennis over zorg die hij daar heeft opgedaan kan hij goed gebruiken in zijn nieuwe functie als bijzonder hoogleraar Diaconaat. Zijn eerste uitspraak in het interview is: ‘De diaconie moet weer terug naar de bron en het weer vinden van de voedingsbodem. Daar vanuit krijgt het werk voor kerk en diaconaat vorm.’

U bent lid van de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt en hebt een leeropdracht vanuit de Protestantse Kerk Nederland. Welk van de twee onderstaande stellingen is op u het meest van toepassing:
– Twee geloven op één kussen daar slaapt de duivel tussen, of
– Twee geloven op één matras dat komt de PKN toch goed van pas.

Nooit goed begrepen hoe 2 kerken uit elkaar kunnen groeien, aldus Thijs. Hij was tijdens zijn studie ingeschreven bij zowel de vrijgemaakte als nu de Protestante Theologische Universiteit (PThU) heet. Bij beide opleidingen voelde hij zich thuis. Deze tijd vraagt om een gezamenlijke benadering van de grote vraagstukken die in de samenleving op ons afkomen. Afzonderlijk optrekken is een luxe die we ons niet meer kunnen veroorloven. Hartelijke samenwerking is nodig en urgent. Hij vindt het wel belangrijk om lid te blijven van zijn huidige kerk. Daarbij gaat het om trouw en persoonlijke relaties.

Waarom hebt u gesolliciteerd naar deze functie en kunt u iets vertellen over de leeropdracht?

De aanleiding was de interesse voor en het bezig zijn met de inclusie van mensen met een verstandelijke beperking. Voor deze groep mensen was en is het lastig om deel uit te maken van een gemeenschap. Vanuit de theologische faculteiten was er altijd relatief veel aandacht voor dit thema. Maar met het vertrek van een aantal beeldbepalende hoogleraren en door het niet opvullen van de vacatures, is die aandacht nu erg mager. Bij mijn sollicitatie op deze functie van bijzonder hoogleraar was dit voor mij een speerpunt.
Een onderdeel van de leeropdracht is om kritisch te reageren op de diaconale praktijk, speciaal vanuit het oogpunt van sociale uitsluiting. Wie komen er in de knel en waarom en wat kunnen kerken hieraan doen? Daar sluit dit onderwerp bij aan.

Het is geen full time functie die u vervult. Dat heeft vast te maken met geld, maar is het een teken van armoede dat de kerk geen budget wil vrijmaken voor meer diaconaal theologisch onderwijs en waarom komt diaconaat (ook wetenschappelijk) vaak op het tweede plan?

Het bijzonder hoogleraarschap omvat 2 dagen in de week. Voorganger Herman Noordegraaf bezette een full time functie. Er is nog een collega, Erica Meijers. Zij doceert voor 4 dagen per week aan de Protestantse Universiteit Groningen. In totaal zes dagen universitair diaconaal onderwijs. Eén dag meer dan Herman die in het verleden had. Deze uitbreiding geeft een toenemende aandacht voor het diaconaat weer, ook in de wereld van de wetenschap.

Wat doet u naast dit hoogleraarschap?

Zoals eerder gememoreerd is het directeurschap van de christelijke vereniging van zorgverleners Reliëf één van de taken. Daarnaast vraagt het vrijwilligerswerk binnen en buiten de kerk de nodige aandacht. Er zijn o.a. vormen van vriendschap gevormd met mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrische achtergrond.

Vaak wordt diaconaat gezien als een lobby voor een hobby, het diaconaat gaat over de voorlaatste dingen, maar het belangrijkste zijn toch de laatste dingen?

Het komt nogal eens voor dat er t.a.v. de ambten en de werksoorten in de kerk een bepaalde rangorde wordt aangebracht. Het missionaire werk en het pastoraat staan vaak hoger aangeschreven dan het diaconaat. Overigens geheel ten onrechte. De onderwaardering van het diaconaat leidt tot een zielige kerk. Dat hangt samen met het onderscheid tussen lichaam en geest, en soms zelfs een scheiding tussen beide. Dat is in vanuit een Bijbels perspectief  een dubieus onderscheid. Lichaam en ziel zijn één. Levensvragen hebben ook een materiële dimensie en vragen van materiële aard hebben ook altijd een dimensie van zingeving.
De benaming voorlaatste en de laatste dingen is afkomstig van Dietrich Bonhoeffer. Voor Bonhoeffer was Christus’ komst naar deze wereld een teken van herstel van vrede, recht en van menselijke relaties. Het voorlaatste wijst vooruit naar het laatste wat komen gaat. Beide liggen in elkaars verlengde, en sluiten elkaar niet uit, staan zeker niet tegenover elkaar maar sluiten elkaar juist in en ontlenen hun betekenis aan elkaar. Er komt een tijd dat niemand meer dakloos is, honger lijdt of tussen de ratten moet overleven op een Grieks eiland. Er komt een tijd waarin alle mensen en alle volken in vrede met elkaar leven. Waarin het koninkrijk van Christus en de wereld samenvallen. Dat is het laatste, het visioen van de nieuwe wereld, onze hoop. In het voorlaatste worden tekenen van deze hoop aangetroffen en opgericht. Van Bonhoeffer is de uitspraak ‘Nur wer für die Juden schreit, darf auch gregorianisch singen’. Vertaald naar 2021,  als je de liturgie viert en je vergeet de arme en de sociale en maatschappelijke noden, is vieren en het geloof een waardeloze zaak. Daarom is het diaconaat geen bijzaak, maar de kern van een levende gemeenschap en van haar liturgie.

In het kennismakingsgesprek met het bestuur van de Federatie van Diaconieën pleitte u ervoor om meer geld vrij te maken voor diaconaal onderzoek. Geld van de diaconie is toch bedoeld voor de armen? Is het geen preken voor eigen parochie?

Geld van de diaconie is inderdaad bedoeld voor de armen. De vraag is hoe je de arme het best kunt dienen. Reflectie op het werk van de diaconie is daarvoor belangrijk. Hoe kan de hulp aan de arme worden verbeterd, zodat je niet de bestaande vormen van uitsluiting beveistig, maar juist openbreekt richting gemeenschappelijkheid? Dat zijn taaie vragen. Zonder reflectie, ook wetenschappelijke vormen daarvan, op de rol van kerken en diaconie:ën rond machtsongelijkheid en uitsluiting,  kun je gemakkelijk het spoor bijster raken. Blijven nadenken en reflecteren is nodig voor een gezonde diaconale praktijk.

In het interviewprogramma ‘de Verwondering’ met Annemiek Schrijver pleitte u voor ‘Inclusie’ als diaconale pijler naast die van barmhartigheid en gerechtigheid. Hoe komt u daarbij en kunt u dit verder wat toelichten? Bij de meeste diakenen zal geen lampje gaan branden.

Diakenen staan vaak in de modus van helpen waar nood is, het verrichten van barmhartigheid. Als barmhartigheid te lang centraal blijft staan, loop je zomaar de kans dat je mensen afhankelijk maakt van barmhartigheid. Dat is niet wat de diaconie voorstaat. Er zijn rechtvaardige structuren nodig waardoor mensen niet telkens opnieuw in de knel raken en voor zichzelf en anderen kunnen zorgen. Overigens ga ik niet mee met een somber verhaal, als zouden de sociale voorzieningen in Nederland niet goed geregeld zijn. Dat is niet waar, maar we moeten wel alert zijn. De complexiteit van onze voorzieningen en van onze samenleving zorgt voor nieuwe vormen van uitsluiting. Om dat in beeld te krijgen, is ook onderzoek nodig.
Gerechtigheid moet niet alleen procedureel zijn, maar ze moet juist leiden tot vrede en de erkenning van ieder mens als schepsel van God, als zuster of broer. Ieder mens doet er toe. Ieder mens heeft gaven en talenten. Daarom is inclusie, erbij horen, ook de horizon van het diaconaat, en hoort het  terugdringen van racisme en discriminatie of het opkomen voor het recht van mensen in de marge voluit bij het werk van de diaconie.

In het Volkskrantmagazine van 15 mei 2021 stond het verhaal van de Amerikaans-Nederlandse zangeres Laura Jansen opgetekend. Zij heeft een aantal jaren tussen de vluchtelingen op Lesbos gewerkt. Zij raakte bewust dat NGO’s een ‘verderfelijk beleid’ voeren door hulp te bieden op een moment dat de overheid steken laat vallen. Letterlijk zegt zij ‘Hun hele modus operandi is mensen helpen en daarmee hun bestaan in stand te houden. Terwijl het einddoel moet zijn dat er geen kampen meer zijn op Lesbos’. Maken diaconieën zich ook niet ‘schuldig’ aan een dergelijk gedrag?

Dit gaat inderdaad precies over het in stand houden van machtsongelijkheid, met goede bedoelingen. Als machtige de onmachtige wil helpen, staar je dan niet blind op de symptomen van erbarmelijke leefomstandigheden. Een situatie als in de opvangkampen in Lesbos, wortelt in onrechtvaardige structuren, bijvoorbeeld de politieke onwil in Europa om ruimhartig vluchtelingen op te vangen, en nog dieper naar de oneerlijke verdeling van rijkdom tussen het noordelijke en het zuidelijke halfrond. Als barmhartigheid niet hand in hand gaat met gerechtigheid dan gaat er iets niet goed. Kwalijker wordt het als er een barmhartigheidsindustrie ontstaat, waardoor er onvoldoende prikkels zijn om daadwerkelijk een eind aan deze hemeltergende ellende te maken. Wat je ook uit het verhaal van Laura Jansen kunt leren is hoe belangrijk het is jezelf in acht te nemen. Je moet het aan kunnen om present te zijn in zo’n omgeving, er niet overspannen van raken. Het risico bestaat dat je je te veel identificeert met het leed van de naaste waardoor je het zelf niet volhoudt.
Voor mensen in nood is het goed dat er iemand naast hen staat. Dat is ook de diepste dimensie van het geloof. In Jezus is God mét ons, immanuel. Zo mogen wij een naaste zijn. De ander mag het ook ervaren dat er een naaste is die naast hem staat en die met hem is in een gelijkwaardige verhouding.

Welk diaconaal onderzoek zou wat u betreft prioriteit moeten hebben? Zijn er blinde vlekken in het diaconaat?

Wat naar mij idee met stip aandacht verdient, is onderzoek naar mensen die ongedocumenteerd zijn en naar degenen die zich voor hen inzetten. Het is een tamelijk onzichtbare groep. Er zijn veel mensen die met hen optrekken, ook vanuit diaconieën en diaconale organisaties. Wie hulp biedt aan ongedocumenteerden voelt de onmacht van deze groep mensen. Er is zo weinig perspectief voor hen. Een ongedocumenteerde heeft geen enkel recht. Bij diefstal kan hij/zij bijvoorbeeld geen aangifte doen, omdat hij/zij formeel niet bestaat – wat een bizarre uitdrukking eigenlijk. Dat heeft ook repercussies voor medische zorg en aanschaf van medicijnen of hulpmiddelen die uit eigen zak moet worden betaald. Middelen die ze vaak niet hebben. In de praktijk zijn er gelukkig vaak wel mensen, organisaties die deze kosten willen vergoeden en zorgprofessionals die onbezoldigd of tegen zeer gereduceerde tarieven hulp bieden organisaties als de Witte Jas en zijn er medici als de straatdokter.   

Begin 2018 verscheen het boek ‘Diaconaal doen doordacht’ als laatste in een serie van 3 handboeken diaconaat. Is er meer behoefte aan diaconale literatuur? Het is over het algemeen nogal dun gezaaid en een diaconaal boekenplankje is gauw vol.

Voor ‘Diaconaal doen doordacht’ zijn er twee handboeken verschenen. Deze serie is uiterst waardevol. Er is wel meer nodig. Verder zijn er de laatste jaren promotiestudies over diaconaal gerelateerde onderwerpen verricht. Te denken valt hierbij aan Bert Roor (‘Heilzame presentie’. Diaconale betrokkenheid als leeromgeving voor protestantse kerken)  en Rob van Waarde (Oog in oog, een missiologische studie naar de betekenis van de exposurebenadering in de stedelijke context. Exposurebenadering betekent dat je jezelf blootstelt, ofwel dat je mensen benadert met ‘gevoel’ en echt voor hen open staat).
Er is blijvende behoefte aan reflectie en studie naar inclusie. In het laatste diaconale handboek wordt de aanbeveling gedaan om meer praktijkonderzoek te verrichten.

Hoe is het over het algemeen gesteld met de diaconale temperatuur van de gemiddelde theologiestudent?

Thijs is hier positief over. Veel studenten zijn betrokken bij diaconale issues. Ze verdiepen zich in duurzaamheid, doen mee aan maaltijdprojecten en maatjesprojecten. Een mooi voorbeeld hiervan is Hart voor Zwolle (d.i. een project dat jongeren verbindt met kwetsbare inwoners, WAvR). Studenten zijn maatschappelijk en sociaal bewogen, maar ze noemen het geen diaconaat.
Er wordt nu meer integraal en vanuit de praktijk gedacht wat helpend is voor het diaconaat. Ook is het ondersteunend voor de relevantie en de rol van de kerk in de toekomst.

Wat zijn de komende periode zoal de diaconale uitdagingen?

Onder andere is dit de relatie tussen kerken en diaconieën enerzijds en diaconale organisaties anderzijds. Mijn indruk is dat kerken en diaconieën minder snel kunnen inspelen op acute noden op grotere schaal. Daar zijn diaconale organisaties juist goed in. Door betere samenwerking, met behoud van ieders eigenheid, kunnen kerken nog meer betekenen in de samenleving. Het mooie is dat ook veel mensen die niet bij een kerk betrokken zijn, van harte meedoen aan het werk van dergelijke organisaties. Zo ontstaan mooie verbindingen. Kerken zouden dergelijke ontwikkelingen van harte en misschien ook meer kunnen ondersteunen. Op deze wijze krijgt de kerkelijke presentie in de samenleving meer en meer gestalte.